Bron: Pixabay

De Hulpelozen

29 januari 2031
Ik heb besloten vanaf vandaag een dagboek bij te houden. ‘Doe dat jongen’ zei moeder toen ik het vertelde. ‘Dat helpt om orde te scheppen in je hoofd. Schrijven is goed voor een mens’.

Ik schrijf op dit moment met verkleumde vingers. Het is aardig koud hier op de zolder. We hebben geen gas of elektriciteit meer, geen batterijen en we raken ondertussen door onze voorraad blikvoedsel heen. Gelukkig hebben we meer dan voldoende dekbedden en dekens waar we ons constant in wikkelen maar ideaal is het natuurlijk niet.
Hoe dit af moet lopen vraag ik me ondertussen steeds vaker af. We zitten hier al bijna een jaar. Ik denk nog vaak aan vroeger – het lijkt zo onwerkelijk allemaal. Hebben we echt ooit op mooie zomeravonden gebarbecued in de tuin? Zijn we echt op vakantie geweest in landen als Spanje en Portugal? Heb ik echt zo’n hekel gehad aan school? Het lijkt een droom als ik eraan terugdenk. Een prachtige, mooie droom, omgeven door een rozig-gouden gloed waarbij elke gewone dag van toen nu een sprookje schijnt. Hoe schril steekt de realiteit van vandaag daarbij af!

01 februari 2031
Oom Anton is onverwachts overleden. Vader heeft hem in een kist geplaatst en veel dekens onder hem gelegd. ‘We kunnen hem niet begraven’ vertelde vader. ‘Het is te gevaarlijk voor ons om naar buiten te gaan’. Later hoorde ik hem tegen moeder fluisteren: ‘Dit kan zo niet langer. Ik ga naar buiten, hulp zoeken’ maar moeder hield hem vast en smeekte hem het niet te doen. Nu zijn we met z’n negenen.

03 februari 2031
‘Met een beetje geluk droogt oom Anton gewoon uit’ hoopt vader. ‘Dat gebeurt soms wel eens’. Ik hoorde hem aan oom Simon uitleggen waarom hij de extra dekens onder oom Anton gelegd had: ‘Voor het geval hij begint te lekken’. Nu moet ik steeds aan een lekkende oom Anton in de kist denken. Sommige dingen kun je maar beter niet weten.

12 februari 2031
Volgens mij heeft vader gelijk voor wat betreft oom Anton. We ruiken althans niets noemenswaardigs. Het idee dat oom Anton in die kist ligt laat me niet los – ’s nachts lig ik op mijn matras op de grond en stel ik me voor dat het deksel van de kist langzaam open gaat. Gruwelijk.

Het leek vandaag wel lente – vanuit het zolderraam zag ik een stralend blauwe lucht en ik had het idee dat ik een zwaluw zag. Het zal vast wel mijn al te levendige verbeelding zijn geweest. Vandaag heb ik veel gelezen. We hebben op zolder gelukkig veel oude boeken liggen en ik heb me verdiept in het Dagboek van Anne Frank. Op de een of andere manier werd ik heel weemoedig en verdrietig toen ik het las. ‘Misschien is dat op dit moment niet het meest geschikte boek voor jou’ zei moeder en ze overhandigde me een ander boek. Ik pakte het op en bekeek de kaft. ‘Ik, Jan Cremer’ las ik.
‘Dat boek was heel lang geleden erg populair’ vertelde moeder. Ik denk dat ik er morgen maar mee begin.

17 februari 2031
Elk moment knijp ik me in de arm in de hoop wakker te worden. Deze situatie is zo onwerkelijk, zo ontzettend… Ik zoek een woord om te beschrijven waar ik nu in zit en hoe radeloos, wanhopig ik ben, maar dat woord bestaat niet. Vader en oom Simon zijn al 3 dagen weg. ‘Onze voorraad blikvoeding moet ondertussen echt eens aangevuld worden’ had moeder een paar dagen geleden gezegd en vader stond direct op. ‘Kom op Simon’ zei hij en de mannen gingen op pad. ‘Zo bedoelde ik die opmerking toch niet!’ huilde moeder toen vader ging maar hij was onvermurwbaar.

We deden al heel zuinig met het voedsel maar nu doen we nog zuiniger. ‘We weten niet hoe lang we hier nog zitten en hoe lang de mannen wegblijven’ zei moeder terwijl ze een blikje opentrok en wat bonen op m’n bord schepte. Nu zijn we met z’n zevenen – moeder, tante Betty, mijn twee zusjes en de kinderen van oom en tante. Ik merk dat ik wat moedeloos begin te worden – ik wil jongensdingen doen zoals knutselen aan m’n bromfiets en achter meiden aanzitten. Op dit moment heb ik niet eens zin om te lezen.

20 februari 2031
‘We zullen vader nooit meer zien hè moeder?’ vroeg ik vanochtend maar moe glimlachte door haar tranen heen en zei dat ik moed moest houden.

27 februari 2031
Morgen ga ik hulp zoeken. Ik heb besloten het niet aan moeder te vertellen – die zou dat nooit goed vinden. Ook onze watervoorraad begint langzamerhand te slinken en moeder laat het niet zien, maar ik weet dat ze wanhopig is. Als ik na vandaag niets meer schrijf in mijn dagboek dan is het misgegaan. Dan ben ik misschien opgepakt, misschien verdwaald in de restanten van de puinhopen van wat ooit eens onze prachtige stad was of misschien… Ik wil er niet aan denken.

Als ik niet terugkom hoop ik dat mijn moeder dit dagboek vlug vindt en enige troost kan putten uit de wetenschap dat ik een geweldige jeugd heb gehad en heel, heel veel van haar, mijn vader en mijn zusjes gehouden heb. Dank jullie wel voor alles wat jullie gedaan hebben. Het was niet jullie schuld dat de mensheid zo verrot in elkaar zit.
Nu ga ik slapen. Ik wil uitgerust en fit zijn voor morgen. Hopelijk kan ik morgen om deze tijd vertellen hoe het allemaal is gegaan.

————————————

 

13 gedachten over “De Hulpelozen”

  1. Wordt vervolgd

    de mens blijft zijn gelijke vermoorden
    door de vele doden
    zijn er genoeg broden
    voor schaamte veel te weinig woorden

    En dan…is er voetbal.
    Lenjef

  2. We zijn bijna immuun geworden voor de beelden van oorlogen op tv maar als het dichterbij komt, wordt het een heel ander verhaal. Dat heb je feilloos verwoord.
    Lieve groet.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Abonneer je op dit blog

Voer je e-mailadres in om je in te schrijven op dit blog en e-mailmeldingen te ontvangen van nieuwe berichten.

Archieven

Leuke Links

Blogroll

De Rebelse Huisvrouw